dinsdag 21 juli 2015

De luchtoorlog op het Westfront en de "Fokker scourge"

Waarschijnlijk is WO1 dé oorlog waarbij je kunt zeggen dat er relatief de grootste technologische versnelling was, al was het maar omdat zo gruwelijk duidelijk werd hoe vernietigend technologie kan zijn als je er nog niet (goed) mee kunt vechten. Als als uitgangspunt het gooien van granaten uit vliegtuigen in 1911 in de Turks-Italiaanse oorlog wordt genomen en als eindpunt de volledige beschikbaarheid van vliegdekschepen tegen het einde van die oorlog, wordt nog eens duidelijk hoe snel het een paar jaar kan gaan.

De inzet van vliegtuigen begon in observatie/verkennings- en (grond)aanvalsrollen. Gek genoeg bleef met de komst van het vliegtuig de bemande observatieballon van groot belang. Dit was dan ook het eerste voertuig dat door reguliere vliegtuigen aangevallen werd. Ballonpiloten hadden het beter dan vliegtuigpiloten: ze werden voorzien van een parachute om veilig naar beneden te komen mocht de ballon geraakt worden. Parachutes waren in die tijd zo zwaar dat reguliere piloten er geen kregen, het vermogen van de motoren was vaak maar amper genoeg voor de bemanning zelf. Bovendien had het Britse Hoge Commando zo haar eigen opvattingen over het verstrekken van parachutes in verband met lafheid en mogelijke desertie.

Zoals altijd werd ook deze nieuwe tak van de strijdkrachten aanvankelijk met scepsis benaderd door de militaire staf. Maar toen bijvoorbeeld twee Britse piloten, tegen alle eerdere militaire inlichtingen in, terecht rapporteerden dat de Duitsers het Britse hoofdfront probeerden in te sluiten, konden hiermee honderdduizenden levens worden gereden en was de meerwaarde bewezen. Het enthousiasme leek zelfs even door te schieten.

Gevechten tussen twee vliegtuigen waren nog steeds zeer zeldzaam. Het hoofddoel lag nog steeds vaak bij het uitschakelen van ballonnen, vliegtuigen tegen elkaar inzetten leek strategisch overbodig aangezien ballonnen fel verdedigd werden met afweergeschut op de grond. De eerste dogfight-tactieken komen bijna absurd over: er werd bijvoorbeeld melding gemaakt van Oostenrijkse piloten die niets anders deden dan grimassen uitwisselen naar hun Geallieerde collega's. Dit ging geleidelijk over naar granaten naar elkaar gooien, of elkaar proberen te grijpen met haken aan kabels.

De eerste kill vond trouwens plaats op het Oostfront: een Oostenrijks vliegtuig werd in september 1914 succesvol geramd door een Russische piloot. Helaas stortten beide vliegtuigen succesvol neer en waren alle inzittenden succesvol dood. Het was duidelijk dat ook in de lucht technologie één ding was, maar ermee kunnen vechten nog iets heel anders. Het was duidelijk dat je machinegeweren nodig had om een vijand op een veilige afstand te kunnen uitschakelen.

De oplossing zat hem natuurlijk in het machinegeweer. Daarbij kwamen wel bepaalde problemen naar voren. Het monteren van een machinegeweer onder de vleugels maakt nauwkeurig richten moeilijker. Experimenten met machinegeweren op een flexibele 'mount' voor de piloot in pushers hadden al uitgewezen dat het makkelijker is om je machinegeweer te richten via het vliegtuig dan een ander vliegtuig met het machinegeweer alleen te proberen te raken. Het was duidelijk dat een vastgemonteerd machinegeweer vóór de piloot de voorkeur had.

Het grootste probleem was: hoe voorkom je dat je je eigen propeller kapot schiet? De innovaties hierin kwamen aanvankelijk van de Fransen: Roland Garros (die, ja) loste het probleem bijvoorbeeld op door die delen van de propeller die mogelijk geraakt konden worden te bepantseren. Helaas bleek het te complex en gevaarlijk: herhaalde inslagen van kogels gaven teveel belasting op de as van de motor, wat in het geval van Garros tot motorstoring leidde. De oplossing was natuurlijk: synchronisatie.

Fokker Eindecker III
Al voor de oorlog hadden de Britten, Duitsers en Russen gewerkt om het draaien van de propeller te synchroniseren met het machinegeweer zodat kogels bij een omwenteling precies tussen de bladen door zouden gaan. Al deze projecten kregen nauwelijks aandacht, vooral omdat ze jammerlijk faalden in de praktijk, maar ook omdat er niet echt genoeg interesse was, mogelijk omdat militaire luchtvaart simpelweg nog niet genoeg interesse had. De Duitsers wisten echter al in het begin van de oorlog een geynchroniseerd vliegtuig van Franse makelij te bemachtigen voor reverse engineering. De Duitsers gingen ermee aan de slag en begonnen aan de bouw van een serie ééndekkers, de Fokker Eindecker.

Licht, eenvoudig, snel en uitgerust met goed gesynchroniseerde machinegeweren werden ze een behoorlijke dreiging voor de Geallieerden, die overigens meer psychologisch dan daadwerkelijk materieel was. Deze periode zou de Fokker Scourge gaan heten. De Britten konden dit niet binnen afzienbare tijd kopiëren, dus er moest naar een oplossing voor het machinegeweerprobleem gezocht worden. Die oplossing kwam van Geoffrey DeHavilland en was opvallend simpel: bouw een licht vliegtuig dat door één persoon bemand kan worden en zet de propeller achter.

Dat vliegtuig werd de DeHavilland 2, simpelweg de DH.2 en later Airco DH.2 genoemd toen het in grote aantallen geproduceerd werd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten